Historie

DSC_1717Volgens Van Dale is een volkstuin “een klein lapje grond, van overheidswege beschikbaar gesteld, waarop door de stadsbewoners voedings- en siergewassen worden geteeld (voor vermaak of als bijvoeding)”.
Men kan zich afvragen of deze omschrijving volledig is. In ieder geval geeft het wel het belangrijkste aspect weer, te weten “het tuinieren”.
Als men een volkstuin wil huren zal men zich er dus terdege van bewust moeten zijn dat de
tuin op de eerste plaats komt. Volkstuinen is een actieve recreatie waarbij de werkzaamheden zich niet alleen beperken tot de eigen tuin, maar zich uitstrekken tot het terrein van de gehele tuingroep.

Aan het eind van de 19de eeuw trachtte men de belangen van de arbeidende klasse te bevorderen door tuingrondverhuring aan werklieden en daarmee gelijk te stellen personen.
Arbeiderstuinen werden uitgegeven tegen matige huur – een noodzakelijke voorwaarde – met de bedoeling, dat de grond door de gebruikers in hun vrije tijd zou worden bewerkt, voornamelijk voor de teelt van aardappelen en groente voor de eigen consumptie.

Toen de oorlog in augustus 1914 uitbrak was het terstond al duidelijk, dat de voedselvoorziening in Nederland moeilijkheden zou gaan ondervinden. Naarmate de oorlog vorderde, nam het gebruik van volkstuinen toe.
Het jaar 1921 was een keerpunt in het gebruik van de volkstuinen. Aangezien er geen direct voedselgebrek meer was, veranderde het karakter van de volkstuin steeds meer in een recreatie-tuin.
Alleen rondom de Tweede Wereldoorlog was de volkstuin nog van grote betekenis voor de voedselproduktie.

Lees hier de statuten van de volkstuinvereniging